Vragen nr. 99 Aan de leden van Provinciale Staten van Noord-Holland Haarlem, 28 oktober 2014 Vragen van mevrouw A. Gamri (PvdA) over meldpunt kindermishandeling. De voorzitter van Provinciale Staten van Noord-Holland deelt u overeenkomstig het bepaalde in artikel 45 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten mede, dat op 1 oktober 2014 door het lid van Provinciale Staten, mevrouw A. Gamri (PvdA), de volgende vragen bij Gedeputeerde Staten zijn ingekomen. Inleiding: Afgelopen zondag (28 september) besteedde Nieuwsuur in een reportage aandacht aan het jaarverslag over 2013 van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Uit dit jaarverslag blijkt onder andere dat (huis-)artsen kindermishandeling nauwelijks melden, voornamelijk omdat zij zich belemmerd voelen door hun beroepsgeheim en bang zijn voor juridische gevolgen. Ook blijkt dat jaarlijks zo’n 65.000 meldingen van kindermishandeling binnenkomen bij het AMK, maar dat slechts 20.000 meldingen onderzocht worden. Bijkomend probleem is dat de meldingen die binnenkomen geregistreerd worden op naam van de indiener, en niet op naam van het betreffende kind of gezin, waardoor er verschillende meldingen kunnen binnenkomen over één gezin zonder dat deze aan elkaar gekoppeld worden. De PvdA-fractie is geschrokken van deze feiten, en heeft daarom de volgende vragen aan GS: Vragen: 1. Heeft het college kennis genomen van de betreffende reportage van Nieuwsuur en hoe beoordeelt u de feiten die in de reportage aan het licht komen? 2. Waarom zijn slechts 20.000 van de 65.000 meldingen van kindermishandeling in 2013 onderzocht door Jeugdzorg Nederland? 3. Kan het college de PvdA garanderen dat hiermee in Noord-Holland geen ernstige gevallen van kindermishandeling ‘op de plank’ zijn blijven liggen? 4. Volgens de reportage kunnen meerdere meldingen van kindermishandeling die hetzelfde kind betreffen niet aan elkaar gekoppeld worden, omdat meldingen waarbij sprake is van ‘lichte zorgen’ alleen op naam van de indiener worden geregistreerd. Is dit in Noord-Holland ook het geval? 5. Meerdere meldingen over hetzelfde kind kunnen wat de PvdA betreft juist een goede aanleiding kunnen vormen om een onderzoek in te stellen. Deelt het college daarom de opvatting dat ook ‘lichte’ meldingen voortaan op naam van het kind moeten worden geregistreerd in Noord-Holland? Zo nee, waarom niet? 6. Hoe gaat het AMK zich vanaf 2015 verhouden tot gemeenten in het kader van de transitie? Komen de meldingen die binnenkomen bij het AMK straks ook bij gemeenten terecht en zo ja, wat is vervolgens de procedure? 7. Tot slot krijgen wij steeds meer signalen uit de samenleving dat ouders en kinderen die nu zorg krijgen nog niet goed weten waar zij aan toe zijn vanaf 1 januari. Is er al met de huidige jeugdzorgklanten gecommuniceerd vanuit de gemeenten, en is daarbij helder geworden waar zij zich straks moeten melden? Ons antwoord aan Provinciale Staten luidt als volgt: Vraag 1: Heeft het college kennis genomen van de betreffende reportage van Nieuwsuur en hoe beoordeelt u de feiten die in de reportage aan het licht komen? Antwoord 1: Ja. De rapportage van Nieuwsuur ging in op het landelijk beeld over kindermishandeling naar aanleiding van het landelijk jaarverslag van Jeugdzorg Nederland. Wij hebben kennis genomen van de cijfers die aan de orde kwamen, maar hebben daar, omdat het een landelijk beeld van Jeugdzorg Nederland betreft, geen oordeel over. Wij hebben met Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZ) afgesproken hoe en wanneer zij gegevens over het Advies- en meldpunt Kindermishandeling (AMK) aan ons verstrekken. Maandelijks rapporteert BJZ ons aan de hand van beleidsinformatie over de actuele ontwikkelingen van het AMK. Per kwartaal rapporteert BJZ aan de hand van het zogenaamde landelijk rapportage format (LRF) over het totale beeld van het AMK. Deze LRF sturen wij conform afspraak met het Rijk door naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Provinciale Staten worden tweemaal per jaar geïnformeerd over de beleidsinformatie. In de beleidsrapportages zijn eveneens cijfers over de AMK opgenomen. Vraag 2: Waarom zijn slechts 20.000 van de 65.000 meldingen van kindermishandeling in 2013 onderzocht door Jeugdzorg Nederland? Antwoord 2: Deze vraag kunnen wij niet beantwoorden, want wij hebben geen informatie over de herkomst van de landelijke cijfers. Wat Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZ) betreft wordt, net als bij alle andere Bureaus Jeugdzorg in Nederland, bij het AMK onderscheid gemaakt naar Adviezen, Consulten en Meldingen (die kunnen leiden tot een onderzoek). Niet ieder contactmoment leidt zodoende tot een onderzoek. In 2013 zijn door BJZ 3053 adviezen aan degene die contact opneemt met het AMK verstrekt, 493 consulten van professionals die contact opnemen met het AMK verleend en 2224 meldingen voor onderzoek plaatsgevonden naar kindermishandeling. Vraag 3: Kan het college de PvdA garanderen dat hiermee in Noord-Holland geen ernstige gevallen van kindermishandeling ‘op de plank’ zijn blijven liggen? Antwoord 3: Nee, hoewel veiligheid van het kind voor ons uitgangspunt is in ons beleid ten aanzien van het AMK, is vanwege de aard van de problematiek geen 100% garantie te geven. Wij hebben met BJZ prestatieafspraken gemaakt over de uitvoering van de AMK taken. Deze afspraken zijn ook vastgelegd in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Wij zijn van mening dat wij met deze prestatieafspraken ervoor zorgen dat het risico dat er gevallen van kindermishandeling ‘op de plank’ blijven liggen zo klein mogelijk is. In 2013 heeft BJZ alle meldingen van vermoedens van kindermishandeling onderzocht. Er waren geen wachtlijsten en de termijnen waarbinnen een onderzoek moet plaats vinden werden gehaald. Vraag 4: Volgens de reportage kunnen meerdere meldingen van kindermishandeling die hetzelfde kind betreffen niet aan elkaar gekoppeld worden, omdat meldingen waarbij sprake is van ‘lichte zorgen’ alleen op naam van de indiener worden geregistreerd. Is dit in Noord-Holland ook het geval? Antwoord 4: Ja. Alle meldingen van een vermoeden van kindermishandeling, waarbij een onderzoek wordt ingesteld, staan op naam van het kind en worden wel bij het onderzoek betrokken. De adviezen en consulten, waarbij geen melding wordt gedaan van een vermoeden, worden niet op naam van het gezin of kind geregistreerd. Dit is wettelijk niet toegestaan. Wij zullen hier met nog twee maanden te gaan voor de transitie jeugdzorg geen alternatief beleid op maken. De inrichting van het nieuwe Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) per 2015 is aan gemeenten. Vraag 5: Meerdere meldingen over hetzelfde kind kunnen wat de PvdA betreft juist een goede aanleiding kunnen vormen om een onderzoek in te stellen. Deelt het college daarom de opvatting dat ook ‘lichte’ meldingen voortaan op naam van het kind moeten worden geregistreerd in Noord- Holland? Zo nee, waarom niet? Antwoord 5: Wij zijn van mening dat de inhoudelijke beoordeling van meldingen aan de deskundigen is bij Bureau Jeugdzorg. Daarin mengen wij ons niet. Het fungeren als een advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) is één van de wettelijk vastgelegde taken van BJZ. Medewerkers van Bureau jeugdzorg Noord-Holland houden zich bij de uitvoering van de taken met betrekking tot het AMK aan het wettelijk kader en de landelijk afgesproken protocollen. De advies en consultfunctie van BJZ is gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden van contactopnemers, zowel professionals als burgers. Het beleid van BJZ is erop gericht om dicht bij het gezin problemen op te lossen en eerder hulpverlening in te schakelen indien nodig. Indien de contactnemer zelf geen mogelijkheden (meer) ziet om te interveniëren, kan een melding worden gedaan bij BJZ. BJZ beoordeelt dan of er een onderzoek moet plaats vinden en voert dit, indien nodig, uit. Vraag 6: Hoe gaat het AMK zich vanaf 2015 verhouden tot gemeenten in het kader van de transitie? Komen de meldingen die binnenkomen bij het AMK straks ook bij gemeenten terecht en zo ja, wat is vervolgens de procedure? Antwoord 6: In het nieuwe stelsel worden de taken van het AMK samengevoegd met het steunpunt Huiselijk geweld tot het zogenaamde AMHK. Dit moet volgens de nieuwe Jeugdwet regionaal worden geregeld. Hoe het AMHK georganiseerd wordt en waar het gepositioneerd wordt is aan de gemeenten in regionaal verband en verschilt daarom per regio. Wel is in iedere regio van Noord- Holland afgesproken dat BJZ de taken met betrekking tot AMK in 2015 blijft uitvoeren, zodat continuïteit op dit onderdeel gewaarborgd is. In 2015 beslissen regio’s over de definitieve positionering van het AMHK en de rol van BJZ daarin. Met de nieuwe Jeugdwet komt er een nieuw kader voor de uitvoering van de taken met betrekking tot het AMK. Er worden nieuwe afspraken gemaakt over werkprocessen, procedures en protocollen. Dit is verder aan de partijen die vanaf 2015 verantwoordelijk zijn. Vraag 7: Tot slot krijgen wij steeds meer signalen uit de samenleving dat ouders en kinderen die nu zorg krijgen nog niet goed weten waar zij aan toe zijn vanaf 1 januari. Is er al met de huidige jeugdzorgklanten gecommuniceerd vanuit de gemeenten, en is daarbij helder geworden waar zij zich straks moeten melden? Antwoord 7: De inrichting van de toegang tot de Jeugdhulp en tot het AMK is per 2015 aan gemeenten. Het is de verantwoordelijkheid van iedere gemeente om haar burgers op een goede manier te informeren. Voor bestaande cliënten in de jeugdzorg geldt dat de continuïteit van hun zorg gewaarborgd moet zijn in 2015. Daarover zijn landelijk afspraken gemaakt, die zijn vertaald in de afspraken tussen gemeenten en BJZ en tussen gemeenten en jeugdzorgaanbieders. Daarnaast is het Rijk recent gestart met de publiekscampagne “Nederland verandert, de zorg verandert mee”. Op de bijbehorende website “www.dezorgverandertmee.nl” staat een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de langdurige zorg, waaronder de jeugdzorg, en worden tips gegeven om de eigen zorg goed te regisseren. Daarnaast heeft de website een doorverwijsfunctie.